De schepen van Dunalistair

Over de jaren heb ik in model verschillende haventaferelen gezien met fraaie modelschepen: kleine coasters, volledig getuigde zeilschepen, een groot schip in half-reliëf en een moderne veerboot compleet met zelfspannende troslieren. Dit zijn echter de goede uitzonderingen omdat vele in ander opzicht goede modelbanen worden verknoeid door onrealistische scheepsmodellen en kleinere fouten, die iedereen bekend met de zeevaart direct opvallen. Zo heb ik op een modelbaan wel eens een schip afgemeerd gezien met een ankerketting. De vraag dringt zich dan bij mij op of de modelbouwer in kwestie wel eens geprobeerd heeft om een zwaar voorwerp als een ankerketting met de hand van het kluisgat naar de meerpaal te trekken en er een knoop in te leggen…

Lochalastair is een weergave van een kleine veerboot uit de tijd rond 1900, met een afgeknotte boegspriet. De valreep is kenmerkend, met zeildoek op de reling en wielen om hem over de steiger te kunnen wegrollen.

Dit zou ik zelf kunnen zijn, zittend in mijn oude boot. Dat was een hechthouten bootje van 5 meter 60 uit 1973, maar door de geverniste houten opbouw valt het bootje niet al te erg uit de toon. Kenmerkend detail is de stenen trap, die naar de versterkte smokkeldeur gaat aan de havenzijde van de herberg.

Renfrew Lass langszij de kolenpier, terwijl de zadeltank een lading kolen boven de stortgoot zet. Let op de schoorsteen voor het stuurhuis, en de laadboom die is weggedraaid van het luikhoofd om niet in de weg te liggen van de stortgoot. De kleuren zijn niet al te uitbundig: een typische hardwerkende kolenboot.

Bronnen van modelschepen en scheepsonderdelen

Een belangrijk probleem bij het vinden van geschikte scheepsmodellen voor de modelbaan is het verschil tussen de schaalverhoudingen gebruikelijk voor de modelspoorwegbouw en die voor de scheepsmodelbouw. Er is nauwelijks een scheepsmodel te vinden geschikt voor schaal H0 (1:87). Voor schaal N (1:160) ligt het iets minder moeilijk. De grotere schaalverhoudingen zoals schaal 0 (1:45) liggen dichter bij de normale schaalverhoudingen voor de scheepsmodelbouw, maar in dit geval is de benodigde ruimte weer een beperking. In de meer gebruikelijke schaalverhoudingen kennen we enkele (prijzige) modellen van Artitec en de niet altijd even correcte modellen uit de Duitse modelspoormarkt. Verder zit er dus niet veel anders op dan zelfbouw, of het zoeken van een geschikt bouwpakket of een speelgoedbootje om aan te passen aan de gekozen schaalverhouding. Nu is dat niet zo moeilijk als het lijkt. Een schip in schaal 1:200 kan gemakkelijk worden aangepast aan schaal N.

Ook is er een uitgebreide markt voor onderdelen voor de scheepsmodelbouw, zoals reddingboten, ventilatiekokers, lieren, ankers en blokken (katrollen voor landrotten). Meestal zijn deze voor de grotere schalen bedoeld, maar met wat passen en meten komen we een heel eind voor het gebruik in een model in schaal H0.

Omdat ik enkele jaren naar zee ben geweest denk ik wat meer dan gemiddeld te kunnen zeggen over de modelbouw van schepen. In plaats van een soort kookboek te verzinnen voor scheepsmodelbouw is het misschien een goed idee om aan de hand van de schepen van Dunalistair wat suggesties te geven. Onvermijdelijk komen we dan terecht op de scheepstypen die we in het Schotland van ongeveer 100 jaar geleden konden aantreffen.

Flora M

Een geschikt vaartuig voor de helling bij de scheepswerf van MacQuarie is een kleine stoomsleepboot van ongeveer 40 ton. Een sleepboot is niets meer dan een machinekamer met een voor- en achterschip er aan vast. Er is niets recht aan de romp. Tijdens een zeilvakantie, vele jaren geleden, zag ik in Yerseke een plastic speelgoedbootje van Schuco met een losse motor en schroef om er onder te hangen voor in het bad (nee, ik heb er niet mee gespeeld!). Het ding moest een vissersboot voorstellen, maar nadat de opbouw verplaatst was naar voren kon ik er een goede sleepboot van maken. Sommige details van een sleepboot blijken uit de foto's, maar ik wil daar graag verder op in gaan, temeer omdat een sleepboot en een paar lichters niet zo veel ruimte innemen op de modelbaan.

Links: close-up van de bemanning van de sleepboot, aan het werk op een stellingplank 'over de zij', met een pot menie tussen hen in. Vanaf de brug kijkt de schipper toe of ze er geen potje van maken daar beneden. Het achterdek van een sleepboot moet helemaal vrij zijn vanwege de sleeptrossen, zodat de sloep dwarsscheeps achter de schoorsteen moet worden geplaatst. Een davit wordt gebruikt om de boot buitenboord te krijgen. Rechts: de schroefaspakking van de sleepboot wordt geïnspecteerd. Een paar lege oliedrums aan dek dienen als afvalbak. Let op de typische details van een sleepboot: trosgeleiders over het achterschip en de sleephaak vlak achter de opbouw.

Een klassieke sleepboot met een normale schroef en roer moet in staat zijn om rondom zijn sleephaak of sleepbolder te manoeuvreren. Deze is midscheeps geplaatst zodat de boot met schroef en roer kan worden gedraaid ten opzichte van de strak staande tros. Op die manier kan de sleepboot 'uitscheren' en daarmee de trekrichting veranderen. Een ouderwetse sleepboot heeft dus zijn opbouw op het voorschip, de sleepbolder daarachter, vervolgens een lage lichtkap voor de machinekamer en een vlak achterschip zonder obstakels met daaroverheen twee of drie trosgeleiders (de gebogen rails over het achterdek). Een moderne sleepboot heeft geen schroef en roer, maar één of twee rotors onder het schip, waarmee de stuwkracht in elke gewenste richting kan worden uitgeoefend. Bij deze schepen zit de sleephaak vaak op het achterschip. Sommige oudere Amerikaanse sleepboten zoals weergegeven door de bekende Revell bouwdoos hebben ook een sleepbolder achterop, maar hoe deze met schroef en roer moeten manoeuvreren ontgaat mij.

In een tijd waarin we alleen een magnetisch kompas hadden om mee te sturen, werd dit zo ver mogelijk verwijderd van de stalen romp opgesteld vanwege de miswijzing door de invloed van het ijzer. Het stuurhuis was daarom van hout, en vaak werd het kompas zelfs op het 'schavotje' bovenop het stuurhuis geplaatst. Je kon dan van beneden via een spiegel de kompasroos zien: ik heb ooit wel eens zo een groot vrachtschip gestuurd toen het gyrokompas defect raakte. Het stuurhuis van de Flora M is afgewerkt met mahonie fineer om het houtwerk voor te stellen. Ik heb de wat summiere details op de opbouw gelaten zoals ze waren en alleen wat vervuiling aangebracht om de smoezelige witte verf na te bootsen. Alle bemanningsleden van de sleepboot zijn op schaal H0 in plaats van 1:76, omdat de hoofdruimte in het gangboord aan de lage kant is. De trap naar het stuurhuis mist de noodzakelijke reling. Wel zijn navigatielichten aangebracht: rood aan bakboord, groen aan stuurboord, twee sleeplichten in de mast, een stuurlicht achter de schoorsteen en tenslotte een heklicht achterop.

Het speelgoedbootje had een goudkleurig onderdeel dat een ankerspil moest voorstellen. Door gebruik te maken van oude tandwielen en plastic afval is er een wat meer overtuigend stoomankerspil van gemaakt. Een stoomlier bestaat uit een tweecilinder-stoommachine met een tandwieloverbrenging naar een liertrommel of (in het geval van een ankerspil) een aandrijfas naar de 'nestenschijven' waarover de ankerkettingen lopen. Een stoomlier maakt een ongelooflijke herrie: ooit lagen we in een verre haven terwijl aan de overkant een aftandse Panamese boot dagenlang aan het laden was met stoomlieren. De haven was dagenlang gevuld met het geratel van de gammele stoommachines. De ankerkettingen lopen vanuit de kettingbak onderdeks, over de nestenschijven van het ankerspil naar de kluisgaten. Een klauwkoppeling tussen de aandrijfas en de nestenschijf kan de aandrijving wel of niet inschakelen. Op de nestenschijf zit een bandrem, waarmee een uitlopende ankerketting kan worden afgeremd. Tussen het ankerspil en het kluisgat ligt een 'grondstopper': een stalen 'broodje' aan een scharnier dat over de ketting kan worden gelegd om hem te blokkeren. Onze sleepboot heeft één anker, dat voor het verblijf op de werf om veiligheidsredenen naar buiten is gedraaid totdat het op de helling lag. De ketting is een goedkoop halskettinkje, in roestkleur geschilderd.

Het roer van de sleepboot is een ouderwets plaatroer zoals bij een schip uit deze periode mag worden verwacht. Ik heb kimkielen toegevoegd aan de romp, nodig om het slingeren op zee tegen te gaan, en diepgangmerken rondom het schip. In Engelse voeten! De romp rust op een zware houten hellingwagen met houten wiggen om het schip recht te houden. Nadere inspectie van de hellingwagen laat nog een fout zien: de oorspronkelijke vierwielige wagen was the kort en is verlengd met een extra stel wielen. Het gevolg kan zijn dat deze wagen bij het 'hellingen' van een schip aan grote krachten onderworpen wordt of dat een wielstel ontspoort.

Renfrew Lass

Lange tijd heb ik mij afgevraagd wat voor soort schip ongeveer 100 jaar geleden gebruikt zou zijn voor het kolentransport vanuit een haven als Dunalistair naar Glasgow. Jaren geleden kreeg ik van Dave en Shirley Rowe een schets van een 'Clyde Puffer', een scheepstype dat niet veel anders was dan een lichter van zo'n 70 ton met een stoommachine. Uitgaand van dit scheepstype heb ik een model ontwikkeld van een kleine coaster met wat aanpassingen voor open zee.

Links: de voorkant van de kolenboot, met het ankerspil en de ingang naar het kabelgat. Rechts: close-up van het achterschip, met de laadboom gestreken. De geien liggen nog los over de luikdeksels. Het bovenlicht van de machinekamer is half open en aan dek staan weer de onvermijdelijke oude oliedrums. Dit schip is een aanpassing van de 'Clyde Puffer', een scheepstype dat tot in de jaren '60 gebruikt werd in de Schotse kustwateren.

Het voordeel van dit scheepstype is dat het een platte bodem heeft en een doosvormige romp met een rond voor- en achterschip. Daardoor kon de romp worden gemaakt van karton op een balsa bodem. Door aan de binnenzijde van voor- en achterschip extra dikte in de balsa bodem aan te brengen kon ik vervolgens daar het model wat afschaven zodat op de waterlijn de contouren wat ronder werden. Ook dek, luikhoofd en opbouw zijn vervolgens van karton gemaakt. Door het ruwe model met blanke lak te behandelen werd het een stuk sterker en kon ik het glad schuren alvorens de detaillering aan te brengen. De echte Clyde Puffer was een gladdekker met niet meer dan een verhoogde reling rondom het voorschip. Om een meer zeewaardig schip te krijgen (Dunalistair ligt aan open zee) heb ik een gesloten bak- en kampanjedek toegevoegd. Op de kampanje staat een lage opbouw met de lichtkap van de machinekamer, de schoorsteen en het stuurhuis. Gewoontegetrouw staat de schoorsteen vóór het stuurhuis.

Aluminium buis werd gebruikt voor de mast en de laadboom, plastic blokjes voor de scheepsmodelbouw aangebracht, een ankerspil werd omgebouwd van een messing onderdeel van Billing en tenslotte maakte ik van plastic een lier voor de topperdraad, die een beetje lijkt op wat gebruikelijk was op de binnenvaart in Nederland. Er is maar één laadboom: de lading moet worden overgehaald met de geien aan de laadboom. In grotere schepen werd gebruik gemaakt van twee laadbomen: één boven het ruim en één buitenboord, met de runners aan elkaar gezet. Bij dit model moet de ankerlier ook de runner van de laadboom aandrijven doordat de draad een paar torns rond de kop van de lier wordt genomen. Op die manier wordt de last opgehesen. Het vieren geschiedt door de draad te laten slippen op de kop van de lier. Dit was vroeger voor betrekkelijk lichte lasten heel gebruikelijk, maar is al jarenlang verboden vanwege het risico. Eén anker is thuisgehieuwd, het andere is 'gepresenteerd', d.w.z. naar buiten gedraaid tot op de waterlijn. De verschansing is voorzien van spanten gemaakt van plastic strip.

De achterste helft van het ruim is reeds volgeladen. Het schip ligt daardoor achterover en dat deel van het ruim is al gesloten met luikbalken, houten luikjes en een gedeeltelijk er overheen getrokken presenning (dekzeil). De voorkant van het ruim is nog open en laat een hoop kolen zien. De resterende luikbalken en houten luiken liggen in het gangboord; dit heeft een chaotische aanblik kenmerkend voor een schip tijdens laden en lossen. De romp is zwart geschilderd. Het dek heeft de kleur van verweerd asfalt en de opbouw en de mast hebben een okerkleur. De aangroeiwerende verf onder de waterlijn is met steenrode verf nagebootst, en tenslotte heb ik alle diepgangsmerken en de naam en thuishaven van het schip aangebracht.

Lochalastair

Het laatste schip dat ik heb gebouwd voor Dunaslistair is het raderstoomschip Lochalastair, een interpretatie van de vele stoomraderschepen die ooit de verbinding onderhielden op de Clyde en tussen de Westelijke Eilanden. Oorspronkelijk was dit een plastic model van een Frans houten stoomschip uit 1845, de Occident, een bouwpakket van Heller. Al jaren geleden heb ik het model onder de waterlijn weggesneden, en vanaf dat moment was het een blamage voor de modelbaan omdat het steeds meer in verval raakte en eigenlijk ook geen goede weergave was van het scheepstype dat ik nodig had. In de oudere foto's van Dunalistair is het in die vorm nog wel te zien. Na lang dralen trok ik de stoute schoenen aan, haalde het hele model uit elkaar en bouwde het opnieuw op in zijn huidige vorm.

Achterschip van de veerboot, met de sloepen uitgerust met roeiriemen en maneinden, en de sloepsvallen met blokken aan de davits. De passagiers zitten aan dek te wachten op de afvaart. Verdere details: de lichtkap van de machinekamer en de houten salon. Belangrijk is de stand van de ventilatiekokers: deze wijzen vooruit en achteruit.

Details aan dek van het stoomschip: het ankerspil half onder de bak en de trossen er bovenop. Het bakboordsanker is aan dek gestuwd met de stok langs de schacht. Het luikhoofd is voorzien van een presenning en de deklading staat aan bakboord. Op de raderkast is antislipverf aangebracht zodat de bemanning veilig bij de boordlantaarn kan komen.

De eerste overweging was wat te doen met de houten romp (houtmotief op plastic). Houten stoomschepen zijn gebouwd tot ongeveer 1860 en hadden een levensverwachting van misschien 15 jaar. De grotere schepen waren te weinig vormvast voor het gebruik van een lange schroefas, die nodig was omdat de scheepsschroef op dat moment in opkomst was. Eerst overwoog ik om de romp in te pakken in strookjes papier om een geklonken ijzeren schip na te bootsen, maar nadat ik de romp bij wijze van proef zwart geschilderd had, bleek dat het plankenmotief nauwelijks meer te zien was. Dus heb ik het maar zo gelaten. Er zijn nog verschillende archaïsche overblijfselen aanwezig van het oude model, zoals de massieve houten schepraderen, die tegen 1860 al waren vervangen door ijzeren raderen met (excentrisch) verstelbare bladen. Deze worden zodanig versteld dat ze bij het indompelen in het water zo weinig mogelijk turbulentie opleveren. Een ander overblijfsel is de schoorsteen, die in de oudste stoomschepen gemaakt werd van gietijzeren segmenten, maar in dit model eigenlijk van plaatijzer had moeten zijn.

Het stuurboordsanker wordt thuisgehieuwd. Rond 1900 werd het onhandige stokanker vervangen door stokloze 'patentankers' met draaibare vloeien, zoals te zien bij de andere schepen van Dunalistair.

Detailopname van het luik en de deklading. De postzakken moeten nog in de postkamer worden gesloten.

Het ontwerp van de Heller bouwdoos bleek niet zo goed te zijn. De aandrijfassen van de schepraderen zouden in werkelijkheid zo'n 30 cm boven het hoofddek hebben gelegen. Er was boven de stoommachine geen lichtkap aangebracht. Rond 1900 hadden raderboten een horizontaal geplaatste compound- of triple expansie machine, die een eind boven het dek uitstak en daarom moest worden ingebouwd in een opbouw. De opzet van het dek moest radicaal anders, het ankergerei was van dubieus ontwerp en er zaten brede kieren tussen allerlei gedeelten van het oorspronkelijke model.

Omdat ik vrijwel vanaf niets moest beginnen bestudeerde ik foto's van vergelijkbare schepen gebruikt in Schotland en rondom de Britse kust. Op die manier kwam ik op het ornamentale dekhuis, de opzet van de brug en het stuurhuis, en de masten en het laadgerei. Brug, stuurhuis en salon werden gemaakt van plasticplaat en -strip. Ik kwam er helaas te laat achter dat de voormast en de brug te dicht bij elkaar zijn geplaatst, zodat de laadboom te kort is om goed buiten de raderkasten en boven de wal te komen!

De passagiers aan dek.

Detailopname van de bak en het ankerspil. Bij grotere schepen bevindt het spil zich meestal op de bak.

Het ankerspil is wederom ontstaan uit een Billing model met veel details daaraan toegevoegd. De oorspronkelijke stokankers van de bouwdoos werden gemodificeerd met een schuivende stok zodat er een aan dek kon worden geborgen. De ketting van het geborgen anker is aan dek vastgezet; het andere anker wordt met een davit binnenboord gehesen. De sloepen zijn in de davits gehangen met correct getuigde blokken en geknoopte maneinden, hangend tussen de davits. De naam van het schip is gemaakt met een fotokopieerapparaat, uitgeknipt en op de radkasten geplakt. Tenslotte is het schip op de juiste wijze afgemeerd op een tros en een spring voor en achter. De springen staan in tegengestelde richting van de trossen. Het laatste wat kan worden opgemerkt is dat het schip wat hoog in het water ligt, met de schepraderen onvoldoende diep in het water.

8mm film van de laatste stoomschepen op de Clyde in 1969: klik op het ikoon.

Vissersboten

Geen Schotse haven kan compleet zijn zonder vissersboten. Toe Dave Rowe echter gegevens opstuurde over de karakteristieke zeilende vissersboten van de Schotse westkust, kwam ik er achter dat deze nauwelijks in de haven zouden passen met hun lange boegspriet en hoge tuig. Dus ik koos er voor om een paar open vissersboten te bouwen, die, gedetailleerd met netten, drijvers en vaatjes, voldoende sfeer zouden brengen om het tafereel aan te kleden. Als uitgangspunt koos ik plastic reddingsboten, alweer afkomstig uit de modelbouwwinkel. Deze zaagde ik onder de waterlijn af en lijmde ze op een plastic bodemplaat. De netten zijn stukken nylonkous en de drijvers zijn kleine kraaltjes aan een draadje, gelijmd langs de rand van het nylon weefsel.

Links: Catriona loeft op voordat de schipper het zeil strijkt. Let op de man op de trap, die klaar staat om een lijntje aan te pakken, en de details in de boot. Eén vlaggetje van een 'joon' (drijver van een net) steekt omhoog.

Rechts: Faith langszij een andere trap. Het grootzeil is opgedoekt op de giek en de kluiver op de boegspriet. De fok staat nog op, omdat hij moet drogen. Aan de wal worden de netten te drogen gehangen en de 'maatjes' schoon geschrapt, met een puts havenwater er naast. Normaal gesproken hoort hier een sleephelling te zijn zodat bij elke waterstand de vis aan de wal kan worden gebracht, maar daar had ik geen ruimte voor.

Seamus MacGillavry's boot Faith is een kleine kotter met een platte spiegel, die niet erg kenmerkend is voor Schotland, waar ze een voorkeur hadden voor spitsgatters geërfd uit de tijd van de Vikingen. Aan de westkust werden door kleine vissers ooit 'sharpies' of 'skiffs' gebruikt die veel overeenkomsten vertoonden met deze boten van 1000 jaar tevoren. De tweede boot, met een emmerzeiltje, komt veel meer overeen met dit type, hoewel ik het geen schaalmodel durf te noemen. Deze boot is Catriona genaamd, een mooie naam voor een geteerde werkboot… de belangrijkste tekortkoming van deze boot is dat hij niet overnaads is gebouwd. De zeilen zijn gemaakt van papier met dun garen langs de randen gelijmd en geschilderd met een taankleurige verf. Ik heb het staand en lopend tuig zo goed mogelijk weergegeven, tot en met de 'lopende bakstagen' van Faith. Deze laatste boot is uitgerust met een bun: een waterdichte kast tot op de bodem van de boot, met een geperforeerde ijzeren bodem om het water binnen te laten teneinde de vis levend te kunnen vervoeren tot in de haven. Of dit gebruikelijk was in Schotland weet ik niet, maar ik heb de vrijheid maar genomen!

De brug en het stuurhuis van het s.s. Lochalastair let op de details in het stuurhuis.

Het stuurhuis is bij donker verlicht. De verlichting van het schip is aangesloten met een klein stekkertje verborgen onder de steiger.

Tot besluit

Misschien heb ik niet exacte schaalmodellen gebouwd, maar volgens mij zijn het bruikbare voorbeelden om te laten zien hoe een plastic bouwdoos of een speelgoedboot kan worden omgebouwd tot een prima scheepsmodel voor een modelspoorweg. Dit is de gemakkelijkste manier om resultaat te boeken. Zelf een schip bouwen zoals in het geval van Renfrew Lass is een stuk lastiger en kan beter worden beperkt tot schepen met een doosvormige romp. Dit geldt ook voor moderne veerboten. Hoewel een schip een flinke modelbouwklus betekent, is er nauwelijks meer werk mee gemoeid dan met een rij huizen of een fabrieksgebouw. In het geval van Dunalistair domineert de haven het gehele tafereel, zodat over de jaren heen verscheidene schepen nodig waren. In de meeste gevallen is een eenvoudige kade aan één zijde van de modelbaan, met een sleepboot en een lichter langszij, al een voldoende interessant thema. Ik hoop dat dit verhaal uw fantasie heeft geprikkeld, maar… doe mij een plezier en meer nooit een schip af met… een ankerketting..???