Inverlochan

De weg wordt vervolgd over Inverlochan Moor, een ruige hoogvlakte waar de lijn zich een weg baant door een wildernis van rotsachtig terrein, heide, veen en plassen. Ongeveer halverwege kruisen een korte dam en een bruggetje de uitstroming van Loch na Cailliche, een meertje waar riet groeit bij de drassige oever. Op een mooie dag is hier een prachtig uitzicht op de bergen, die boven de rand van het plateau uitsteken, maar vaak is het hier mistig en bij donker moet je hier niet komen, want de plaatselijke bevolking beweert dat het er spookt. Angus Macnab, de die hier laatst met zijn loc strandde door een gebarsten vlampijp en de hele nacht moest blijven, kan er van meepraten. Hij kwam thuis met zulke enge verhalen, dat menig wegwerker op zijn ronde hier over zijn schouder kijkt of er niet iets achter hem aan sluipt.

Plan van Inverlochan

In de lage heuvels aan de overkant van de hei bij Inverlochan produceert een kleine kolenmijn de slechte steenkool waaraan de spoorweg zijn bestaan ontleent. Vanuit de trein zie je eerst de schachttoren, waarna het inrijsein verschijnt en het spoor zich naar links vertakt in de mijnsporen. Het landschap wordt hier ontsierd door het mijncomplex en hopen stortsteen. Hoewel Inverlochan voor het normale verkeer een halte is, vereist het vervoersaanbod van de mijn een groot stationsgebouw, vooral vanwege de kompels die hier na de 'schicht' op de trein naar huis wachten. Het traject naar Craigcorrie verdwijnt onder een brug waarover het afvalspoor van de mijn richting stortplaats loopt.

Reizigerstrein uit Glenclachan op Inverlochan Moor.

Goederentrein op de dam door Loch na Cailliche (foto Mick Thornton).

Close-up van de dam door het meertje.

Een goederentrein vertrekt uit Inverlochan (foto Jan van Mourik).

Het model

Inverlochan is opgezet in een L-vorm met aan de linkerzijde het kolenmijncomplex. Het grootste deel bestaat uit een golvend heidelandschap met drassige plekken en meertjes, met aan de horizon de toppen van de bergen die aan de rand liggen. De belangrijkste bijdrage tot het ruimtelijke effect van deze modelwildernis is de geschilderde achtergrondplaat. Deze is gemaakt met behulp van dia's van Rannoch Moor, een uitgestrekte hoogvlakte in het westen van Schotland. De overgang tussen voorgrond en achtergrond in het meertje wordt gecamoufleerd door een rietkraag, die op de bodem is gelijmd. De bodem van het meertje is gemodelleerd met bruin gekleurd gips, fijn zand en aquariumsteentjes. Het water wordt voorgesteld door een paar millimeter epoxyhars, die er in is gegoten nadat voor- en achterzijde waren afgesloten met sellotape. Het riet staat nu in de epoxyhars en het resultaat is een spiegelglad oppervlak met lichte rimpels, dat er bedrieglijk nat uitziet. De spiegeling is zo sterk, dat zelfs de voortzetting van het meer in de achtergrondplaat erin wordt weerkaatst, wat eigenlijk niet helemaal de bedoeling was! Bij het meer drinken een paar halfwilde hooglandkoeien van het ondiepe water.

Schachttoren en ophaalmachine van de mijn van Inverlochan (foto Jan van Mourik).

Rangeren achter het station (foto Jan van Mourik).

Het overslaggebouw van de mijn (foto Jan van Mourik).

Locomotief bij de askuil (foto Mick Thornton).

Intermezzo: kolenwinning in het groot

De ouderwetse steenkoolwinning in de diepte verschilde behoorlijk van wat momenteel in moderne, sterk gemechaniseerde kolenmijnen gebruikelijk is. Het was een arbeidsintensief, smerig, ongezond en zwaar bedrijf, waarin met de hand en met pneumatisch gereedschap dunne kolenafzettingen uit het omringende gesteente werden gehakt. In mijnen is het warm en nat, en om wateroverlast, hitte en de vorming van gevaarlijke concentraties mijngas (methaan, dat uit de steenkool vrijkomt) te bestrijden, zijn goede ventilatie en een goede uitwatering nodig. Veel mijnen hadden twee productieschachten, waarvan er één luchtdicht is gemaakt en voorzien van afzuigventilatoren. De andere schacht dient als luchtinlaat. Het water loopt naar het diepste punt van de mijn en wordt daarvandaan opgepompt.

De winbare afzettingen worden volgens een plan ontgonnen. Vanuit een toegangsschacht, waarin al transportmiddelen (kolenlift en personeelslift, bij kleinere mijnen vaak gecombineerd) aanwezig zijn, werd een gang langs de afzetting aangelegd, van waaruit dwarsgangen door de kool werden gehakt. De gangen waren gestut tegen instorten, en bij permanente transportgangen was vaak een bekisting aangebracht als bij een spoortunnel. Eenmaal ontgonnen lagen werden gebruikt voor het ondergronds storten van afval, maar wat ervan overblijft moet boven de grond naar de stortplaats. Het horizontale transport ondergronds geschiedde in smalspoorwagens. Deze werden dicht bij de ontginningsplaats geladen, en verderop met een lift naar de oppervlakte gehaald. Daar vond uitwisseling plaats met reeds geloste wagens, die terug naar beneden moesten.

De geladen wagens werden vervolgens vervoerd naar een was-, sorteer- en overslaginrichting. Het uitwisselen van geladen en lege wagens in de liftkooi, zowel boven- als ondergronds, kan zowel mechanisch als met de hand plaatsvinden. Grotere mijnen gebruikten liftkooien met twee of drie etages, waarbij aan de oppervlakte de volle wagens uit de kooi werden gedrukt door aan de andere zijde klaarstaande lege wagens. In kleinere mijnen waren de installaties niet op zo'n krachttoer berekend en ging het vaak met hand- en paardenkracht.

De rangeerloc van de mijn drukt geladen wagens naar het overslaggebouw (foto Jan van Mourik).

Een lege trein is juist aangekomen bij de mijn (foto Jan van Mourik).

Hooggelegen mijnsporen met een batterijloc op de achtergrond (foto Mick Thornton).

Close-up van het overslaggebouw. De mijn heeft inmiddels een nieuwe stoomloc: een Bagnall gebouwd door Reinier Hendriksen.

De Craigcorrie Colliery Company

Een volledig mijncomplex aan de oppervlakte is te groot voor een modelbaan: schachttorens, ketelhuizen, ophaalmachines, een pompschacht met mijngemaal, koeltorens, ventilatieschachten, kolenwasinrichting, sorteer- en overslaginrichting, steenstortplaats, opslagloodsen voor stuthout en machinerie, dynamietbunker, cokesovens en andere chemische industrie, kantoor- en personeelscomplexen en niet te vergeten uitgebreide rangeerterreinen. Een schier eindeloze lijst, waaruit ik voor de kleine mijn van Inverlochan een keus heb gemaakt.

De kolenmijn van Inverlochan produceert ongeveer twintigduizend ton slechte steenkool per jaar. Het beroerde spul wordt gebruikt als aanmaak- en huisbrandkolen en wordt na vervoer naar Dunalistair verscheept naar Glasgow om daar gewassen en gesorteerd te worden. Het bovengrondse complex bestaat uit een schachttoren, een ketel- en liftmachinehuis, een mijngemaal en een overslaggebouw. De personeel- en kantoorruimten, de steenstortplaats en de dynamietbunker liggen buiten het tafereel. Wat verderop ligt de oorspronkelijke schacht van de mijn, die is opgemetseld tot ventilatiekanaal. De primitieve houten schachttoren is blijven staan.

Het bovengrondse mijnbedrijf heeft een eigen smalspoornet op twee niveaus. Het onderste niveau, waar een paard de 'tractie' levert, dient voor de bevoorrading van de schacht met stuthout en machinerie, en voor aanvoer van kolen voor het ketelhuis. Ook is er een spoortje naar de dynamietbunker, die voor de veiligheid een eind verderop ligt. Op het bovenste niveau rijdt een locomotief voor het vervoer van kolen tussen de schacht en de overslaginrichting en voor de afvoer van niet ondergronds gestorte stenen en uitschot naar de stortplaats

Uit het schachthuis komen op het bovenniveau twee sporen, die in een wissel samenkomen en zich direct weer splitsen in een ander sporenpaar. Op het ene spoor staat een rijtje lege bakken, op het andere worden de geladen bakken vanuit de lift naar buiten gereden. Zodra de liftkooi vrij is, worden twee lege bakken ervoor in de plaats geduwd. Wanneer er voldoende geladen bakken staan, komt de loc in actie, die ze meeneemt op het uithaalspoor en vervolgens met een vaartje omhoog drukt naar de sorteergoot. Daar worden de wagens één voor één gelost. De kolenmassa schuift door de schuddende beweging omlaag over een rooster, waardoor de kleine brokken in de ene stortbunker en de grotere in de tweede stortbunker vallen. Wanneer de bunkers vol zijn, wordt er door de C&DR-locomotief een volgende lege wagen onder gerangeerd. Deze wordt leeg gewogen, geladen en vervolgens met lading en al gewogen. Het nettogewicht wordt met krijt op de zijkant geschreven. Wanneer de trein van de C&DR is geladen, is het wachten geblazen op lege bakken. Wanneer deze aankomen, vertrekt de volle trein richting Dunalistair. Om zo weinig mogelijk oponthoud te veroorzaken, moet dit verkeer goed worden afgestemd op de werkzaamheden ondergronds.

Goederentrein richting Craigcorrie komt aan in Inverlochan.

Rangeren van kolenwagens onder de stortbakken.

Goederentrein richting Rae Bridge in het station (foto Mick Thornton).

Dezelfde foto vanuit een andere hoek geeft een overzicht over het station (foto Mick Thornton).

Een latere toevoeging aan het complex is het mijngemaal. Dit is gebaseerd op een gemaal uit 1878 van een mijn bij Prestongrange in Schotland. Maalinrichtingen van deze soort waren gebruikelijk van ongeveer 1770 tot het midden van onze eeuw en bestonden meestal uit een enkele stoomcilinder, een omkeerinrichting (hefboom) en een drijfstang, die diep onder de grond de mijnpomp aandreef. Soms was de machine uitgebreid met een vliegwiel, maar meestal was er sprake van een primitieve langzaam lopende machine zonder draaiende onderdelen. Daardoor was het onderhoud minimaal en de levensduur enorm. Achter de schachttoren staat een watertank, die zowel het ketelhuis als de locomotieven van water voorziet.

Een opmerking over de bij het model gebruikte kiepwagentjes: deze zijn eigenlijk niet correct. In verband met de geringe ruimte in de ondergrondse gangen waren de mijnwagens meestal uitgerust met binnenliggende frames. Bovendien hadden ze vaak geen kantelende bak, maar werden ze bij het lossen in hun geheel omgekeerd met een kantelinrichting. Rijdende modellen van zulke wagens zijn moeilijk te vinden, en ik had een heel regiment standaard Roco-kiepwagens ter beschikking, zodat de keus gauw gemaakt was.